“Wie wil volgende week als eerste presenteren. Over Rembrandt?” De leraar keek zo hoopvol de klas in. Ach, dan ben ik er maar vanaf. Neutraal steek ik mijn hand op, samen met nog vijf anderen. “Geweldig! Ik mail jullie de opdracht, en hoop dat jullie er iets moois van maken!” Ja ja, alsof we niet allemaal weten hoe zo’n eerste presentatie gaat. Hakkelig, moeizaam, en dan krijg je een enorme lading kritiek van de leraar aan het einde.

“Dus, welk werk gaan we tonen?” Ik schiet terug naar de hal op school en staar naar mijn groepsgenoten. Ze kijken bedenkelijk. “Het is jammer dat we geen echte Rembrandt kunnen tonen, dat zou wel ontzettend cool zijn!” Ze grinniken maar ik frons. En dan doe ik het aanbod waarvan ik me gisteren nog had voorgenomen het niet te doen. “Nou… dat zou best kunnen. Geen schilderij, maar er is een ets van Rembrandt in mijn familie, misschien mogen we die lenen?” Ze staren me aan alsof ik gek ben, en eigenlijk hebben ze gelijk. Wie neemt er nou een echte Rembrandt (ets of schilderij) mee naar school? Maar ik heb het aanbod aangereikt en binnen een minuut hapt de eerste toe, als vissen naar een stukje brood aan een haak. Dus fiets ik door de kou, en grom ik woest dat ik in de spits in de trein zit met een schilderij in mijn tas die zorgt dat die niet meer dicht kan. Maar, en dat maakt het toch even waard, de leraar is omver geblazen door het feit dat we “een echte” hebben in de presentatie. Bijna kwijlend staat hij ernaar te kijken, me honderden vragen erover stellend die ik niet kan beantwoorden.
De schilderkunst en ik. Wij hebben nooit echt met elkaar door een deur gekund. Gebrek aan interesse aan mijn kant, gebrek aan herkenning in de schilderijen. Wie zou het weten? Maar de liefde is nu nog bekoelder dan anders.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten