Het WWF ziet fokprogramma’s als een laatste oplossing. Een maatregel die enkel wordt gebruikd als de laatste wilde individuen van een soort niet zonder hulp kunnen overleven, zo stelt Diane Walkington, hoofd van het programma Diersoorten van WWF Engeland. “Je moet de factoren die dieren bedreigen aanpakken, in plaats van dure programma’s op te starten zodat een diersoort enkel nog voortleeft in dierentuinen”, aldus Walkington.
Lot Folgering werkt voor de Nederlandse tak van het WWF. Zij vindt dat fokprogramma’s vooral een laatste optie is vanwege het risico. “Als je dieren te vaak met elkaar kruist is er te weinig genetische variatie. En te weinig variatie is gevaarlijk voor de gezondheid van de dieren.” Om die variatie te stimuleren wisselen Europese dierentuinen regelmatig onderling dieren uit. Zo voorkomen ze dat ouders en nageslacht met elkaar paren. De fokprogramma’s zijn dus mogelijk ongezond, misschien zelfs gevaarlijk voor de dieren. Zeker bij diersoorten waar nog maar een beperkt aantal exemplaren van zijn is fokken onverantwoord vanwege de geringe mogelijkheid tot genetische variatie, aldus Folgering.
Bovendien zijn herintroduceringsprogramma’s van dergelijke soorten, waar dierentuinen zo fanatiek voor fokken, vaak gedoemd te mislukken, zo stelt ze. “Met kleine dieren, zoals het goudenleeuwaapje in Brazilie, lukt het meestal wel. Maar grote dieren als de tijger of olifant, die moeilijk te beschermen zijn, dat is gewoon te lastig.” Dieren die opgegroeid zijn in een dierentuin kunnen volgens Folgering nooit meer getraind worden zodat ze in het wild kunnen leven. Hun genen verschillen van de soorten die wel in het wild hebben geleefd, en ze kunnen daardoor kleinere overlevingskansen hebben vanwege aangeboren aandoeningen. Het WWF stimuleert daarom alleen herintroducering van dieren die ‘zo wild mogelijk’ worden gehouden, en die altijd in reservaten hebben geleefd in plaats van dierentuinen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten