“Wie wil volgende week als eerste presenteren. Over Rembrandt?” De leraar keek zo hoopvol de klas in. Ach, dan ben ik er maar vanaf. Neutraal steek ik mijn hand op, samen met nog vijf anderen. “Geweldig! Ik mail jullie de opdracht, en hoop dat jullie er iets moois van maken!” Ja ja, alsof we niet allemaal weten hoe zo’n eerste presentatie gaat. Hakkelig, moeizaam, en dan krijg je een enorme lading kritiek van de leraar aan het einde.
Maar goed, de werken van Rembrandt. Daar moeten we maar even doorheen om de vraag of Rembrandt typerend voor de Nederlandse identiteit is te beantwoorden. En terwijl we met z’n vijven op school om de tafel zitten tijdens een brainstormsessie glijden mijn gedachten af, terug naar de lessen kunstgeschiedenis van die oorlogszuchtige tekenleraar op de middelbare school. Hij noemde Rembrandt de “Meester van de Nederlandse kunst”. Een genie, een briljante schilder. Maar technisch gezien was ‘schilder’ in de 17de eeuw een doodnormaal beroep waar scholen voor waren. Stijlen (ook die Rembrandt gebruikte) bestonden al generaties lang en werden hoogstens per leerling iets veranderd. Hoe kun je iemand als “briljant meester” bestempelen als hij gewoon die oude technieken van nog oudere ‘meesters’ combineert? Vanwege deze redenering in mijn hoofd sloot ik me vanaf die les praktisch volledig af voor mijn leraar. Zelfs het uitzicht op het schoolplein vond ik interessanter dan zijn lessen.
“Dus, welk werk gaan we tonen?” Ik schiet terug naar de hal op school en staar naar mijn groepsgenoten. Ze kijken bedenkelijk. “Het is jammer dat we geen echte Rembrandt kunnen tonen, dat zou wel ontzettend cool zijn!” Ze grinniken maar ik frons. En dan doe ik het aanbod waarvan ik me gisteren nog had voorgenomen het niet te doen. “Nou… dat zou best kunnen. Geen schilderij, maar er is een ets van Rembrandt in mijn familie, misschien mogen we die lenen?” Ze staren me aan alsof ik gek ben, en eigenlijk hebben ze gelijk. Wie neemt er nou een echte Rembrandt (ets of schilderij) mee naar school? Maar ik heb het aanbod aangereikt en binnen een minuut hapt de eerste toe, als vissen naar een stukje brood aan een haak. Dus fiets ik door de kou, en grom ik woest dat ik in de spits in de trein zit met een schilderij in mijn tas die zorgt dat die niet meer dicht kan. Maar, en dat maakt het toch even waard, de leraar is omver geblazen door het feit dat we “een echte” hebben in de presentatie. Bijna kwijlend staat hij ernaar te kijken, me honderden vragen erover stellend die ik niet kan beantwoorden.
De schilderkunst en ik. Wij hebben nooit echt met elkaar door een deur gekund. Gebrek aan interesse aan mijn kant, gebrek aan herkenning in de schilderijen. Wie zou het weten? Maar de liefde is nu nog bekoelder dan anders.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten