vrijdag 24 juni 2011

Gesprekken in de trein, deel 2

“Oooh, ik heb zo’n zin in een biertje joh. Een lekker biertje op het terras.” De jongens tegenover me zijn zo’n 14 jaar, echt niet meer. Één stopt ‘heel stoer’ een sigaret achter zijn oor. “Mevrouw, weet u hoe laat het is?” Auw… Mevrouw?! Zo oud ben ik ook weer niet! De één spuit een luchtje bij de ander (en zichzelf) op. “Moet je ruiken man! Dit is One Million man!” De coupé vult zich met een mierzoete chemische lucht, mijn arme neus. Nu komt er een gezichtscrème "tegen vermoeidheid" uit de tas. Ik heb nog nooit eerder zulke ijdele jongentjes gezien, oi…


“Ja, ik heb z’n knokkels kapot geslagen! Kom op man, knokkelen!” Waar is die grote honkbalknuppel als je hem nodig hebt?? “Ja ik ga gewoon woonjaren opbouwen bij m’n ouders en sparen voor een huis en dan verbouwen man!” “Man als je niet snel je kop houdt ga ik jouw gezicht verbouwen. Je praat poep man!” Ik kan het woord ‘man’ niet meer uitstaan… “Hé, daar is de Arena man! Ik ga dat gebouw echt een keer swaffelen man.” Eh… ooooké?? “Hé, hier was ooit die zwerver die een lot vond en 22 miljoen won!” “Oooh man, dan kom je uit je moeders buik en staat er meteen een vette auto voor je klaar!” “Hé man, waar is mijn sigaret heen?” Het onderdeurtje, a.k.a mister babyface van 15 jaar (hij zegt 16 maar net hoorde ik hem nog brullen dat hij “de club” in moest komen voordat de bewaking kwam omdat hij daar niet langs zou komen) kruipt onder de bank om zijn gevallen sigaret te pakken.

Ineens zien ze twee vrienden buiten staan, ze grijpen hun spullen en sprinten naar de treindeur. Maar de trein, die even stilstond vanwege een passerende stoptrein, begint weer te rijden. Grommend komen ze weer terug. “Ja, wat is dat nou man! Stopt die trein, en dan gaan de deuren niet openen!” Ik doe niet eens de moeite ze te vertellen dat de Intercity Maastricht/Heerlen-Alkmaar niet op Duivendrecht stopt, dat is wel zo makkelijk voor mij. Bovendien is mijn trots nog steeds een beetje gekrenkt vanwege dat ‘mevrouw’…

dinsdag 14 juni 2011

Er Op Uit pagina


Dit is hoe mijn Er Op Uit pagina er volledig opgemaakt uitzag (ik ben er achter gekomen hoe ik InDesign om moet zetten naar JPEG, maar op volledige grootte is hij niet goed te zien).

vrijdag 10 juni 2011

Er Op Uit

Een korte toelichting bij de laatste lading berichten. Bij al deze berichten is onderaan de tag EOU te zien, als je deze aanklikt krijg je de berichten in de juiste volgorde te zien. EOU staat voor Er Op Uit, de laatste productie die ik dit schooljaar heb gemaakt. Dit was een samengestelde productie van 1300 woorden met 2 kaders (Projecten ... + Verkeerde fokprogramma's), een grafiek (Bedreigde soorten...), een interview (WWF:...) en een sfeerverhaal+interview (Dierenpark Amersfoort...). De artikelen staan in dezelfde volgorde als ik de pagina had opgemaakt bij het vak Deadline, maar ik kan geen InDesign bestanden uploaden vandaar dat ze hier los van elkaar gepubliceerd zijn.


Klik dus op de EOU tag en lees gewoon van onder naar boven, dan komt het allemaal wel goed. Ik hoop dat jullie het interessant vinden, want anders stuur ik mijn nieuwe vriend op jullie af (zie deze foto!)!!


FOTO: Linda Leestemaker

Herintroductie en fokprogramma’s in Dierenpark Amersfoort intensief


Amersfoortse vale gier en kaalkopibis keerden terug naar
het wild

De Indische neushoorn wordt ernstig bedreigd. Dierenpark Amersfoort is daarom erg verheugd dat er deze zomer een geboorte op het programma staat. De drachtige neushoorn Saar is namelijk deze zomer uitgerekend. FOTO: Linda Leestemaker
AMERSFOORT - In Europa is het verplicht als dierentuin om geregistreerd te worden, papieren bij te houden en mee te doen aan fokprogramma’s. In Nederland houd de Nationale Vereniging van Dierentuinen (NVD) hierover de wacht. Dierenpark Amersfoort is in Nederland de leider bij enkele fokprogramma’s, waaronder die van de Indische neushoorn en de Siberische tijger.

De Indische neushoorn Saar is inmiddels zo rond als een ton en het jong kan deze zomer geboren worden. Hoewel zij zich daar weinig druk over lijkt te maken, al liggend in een heerlijk modderbad, is Bas Aalders enthousiast. Aalders werkt al ruim twaalf jaar als dierverzorger in Dierenpark Amersfoort en heeft met bijna alle dieren in het park gewerkt. Van alle fokprogramma’s lopen er alleen in het tijgerverblijf geen jongen rond, er was geen toestemming tot fokken gegeven. “Om overpopulatie van een soort te voorkomen fokken we alleen als we een positief fok-advies krijgen”, aldus Aalders.

Dierenpark Amersfoort is de leider in een aantal fokprogramma’s in Nederland, waaronder de Siberische tijger, de vale gier en de groenwangamazone. De dierentuin is ook het thuis voor een kudde algazellen, in het wild zijn ze uitgestorven. Amersfoort neemt ook actief deel aan de herintroduceringsprogramma’s van de kaalkopibis in Marokko, en de vale gier in de Balkan. “De meeste van onze vale gieren zijn hier gekomen doordat ze te gewond zijn geraakt om ooit nog in het wild te overleven, ze zijn bijvoorbeeld tegen een elektriciteitsmast aangevlogen waardoor een vleugel permanent verlamd werd. Maar de jongen van die gieren zijn wel in orde, en die gaan nu dus terug het wild in.” Volgens Aalders is het dus heel goed mogelijk dat een dierentuindier ooit nog naar het wild wordt overgeplaatst. Vorig jaar kregen ze foto’s opgestuurd uit Marokko, de twee ibissen die ze daar hadden uitgezet hadden inmiddels zelf een gezond nest uitgebroed. Alleen de gezondste en sterkste dieren komen in aanmerking voor zulke programma’s, anders zouden ze het waarschijnlijk al bij voorbaat niet overleven.
Het is belangrijk dat er bij fokprogramma’s een duidelijk toekomstbeeld is gesteld. “De programma’s rond de orang-oetan falen nu, maar dat wil niet zeggen dat dat programma over honderd jaar nog steeds onsuccesvol is.” Bedreigingen voor dieren in de natuurlijke leefomgeving zijn meestal het grootste probleem bij herintroducering. Een ander gevaar voor de dieren is het ‘doorfokken’ van een soort, en dit gebeurt in dierentuinen zelf. Een genetische variatie, of te wel een variatie in de dieren in een programma, is vereist voor een goed resultaat, aldus Aalders. Als dat niet gebeurt hebben dieren kans op aangeboren genetische aandoeningen en kan uiteindelijk een hele groep daar last van hebben. In Europese dierentuinen wordt er heel streng op de genetische variatie gelet. Deze variaties zijn vastgelegd in de stamboomboeken, waar alle genetische informatie van elk dier in is opgenomen. Als het fokken echter goed gebeurt kan het zelfs gezond zijn voor de dieren. Zo kan er bij de geboorte van een ongezond dier worden teruggekeken in de stamboomboeken, en kunnen de verzorgers zien of er een ziek dier in de groep zit. “Zieke dieren schrappen we eruit.  Zo maken we de volgende generatie dieren sterker en gezonder.” Aalders vindt dat fokprogramma’s nodig zijn, ze maken het verschil of een dier uitsterft of niet. Hij neemt het przewalskipaard als voorbeeld, deze soort was in 1996 nog uitgestorven in het wild. Maar door fokprogramma’s in dierentuinen is het dier nu succesvol in het wild uitgezet. “Maar voorkomen is altijd beter dan genezen. Je moet de dieren beschermen, en niet achteraf gaan fokken omdat er geen meer in het wild leven.”

Met het IUCN heeft hij mindere ervaringen. De Europese bruine beer, die ook in Dierenpark Amersfoort wordt gefokt, staat bij het IUCN geregistreerd als ‘Veilig’. “Dat komt omdat het IUCN niet naar ondersoorten kijkt. Een bruine beer uit Polen is genetisch heel anders dan die uit de Pyreneeen, maar het IUCN ziet ze als een en dezelfde.” Aalders vindt dit beleid niet correct, veel diersoorten hebben verschillende ondersoorten. “Wij hebben de soort uit de Pyreneeen, en daar gaat het de laatste jaren echt niet goed mee. Dat het IUCN zo oppervlakkig over sommige soorten doet schopt mij tegen het zere been”, aldus de dierenverzorger.

Projecten, geslaagd en gefaald


Het IUCN is jaarlijks bezig met fok- en herintroduceringsprogramma’s voor bedreigde dieren. Henk Simons, senior adviseur biodiversiteit bij IUCN Nederland houdt zich hier vanuit Nederland mee bezig.

·      Przewalskipaard                        status: Ernstig Bedreigd
Het Przewalskipaard was in 1996 uitgestorven in het wild. Na een intensief herintroduceringsprogramma leven er inmiddels weer vijftig volwassen exemplaren op de vlaktes van Mongolië. Volledig herstel in het wild gaat echter nog lang duren, aldus Simons.

·      Zwarte neushoorn                        status: Ernstig Bedreigd
“De zwarte neushoorn is echt een succesverhaal en mijn favoriet”, aldus de adviseur. Dankzij een intensief fok- en beschermingsprogramma beginnen de aantallen van de zwarte neushoorn na jaren eindelijk toe te nemen.

·      Cheeta                                    status: Gevoelig voor Bedreiging
Er zijn nog ruim 7500 volwassen cheeta’s in Afrika in het wild , maar de populatie is al jaren krimpende. Het fokprogramma ging mis toen aangeboren genetische aandoeningen in hoog tempo vermeerderden dankzij ‘doorfokken’. 

·      Korenwolf                                    status: Veilig
Hoewel de korenwolf niet onder de IUCN zorgen valt, is hij pas in 2010 succesvol teruggebracht in de Limburgse natuur. De soort was in 2003 bijna uitgestorven op Nederlandse bodem.

·      Wolf                                                status: Veilig
De laatste ‘Nederlandse wolf’ verdween in 1897. Simons is ervan overtuigd dat een programma voor de terugkeer van de wolf niet nodig is. “Die komt vanzelf weer naar Nederland als het hier veilig genoeg is”, aldus Simons. 

Verkeerde fokprogramma’s

FOTO: Linda Leestemaker


De witte tijger is al sinds de jaren ’70 de meest gewilde atractie in dierentuinen. ‘Mensen zijn dol op dieren met een foutje’, zo staat de tijger aangeprezen op het bord in Dierenpark Amersfoort. Deze tijger wordt gefokt puur voor de aantrekkelijkheid van een dierentuin, in het wild zou het dier namelijk niet overleven door zijn kleur. 

WWF kritisch over IUCN-programma’s

UTRECHT - De International Union for the Conservation of Nature (IUCN) mag dan positief zijn over fokprogramma’s, hun collega het World Wildlife Fund (WWF) is er echter een stuk minder over te spreken.

Het WWF ziet fokprogramma’s als een laatste oplossing. Een maatregel die enkel wordt gebruikd als de laatste wilde individuen van een soort niet zonder hulp kunnen overleven, zo stelt Diane Walkington, hoofd van het programma Diersoorten van WWF Engeland. “Je moet de factoren die dieren bedreigen aanpakken, in plaats van dure programma’s op te starten zodat een diersoort enkel nog voortleeft in dierentuinen”, aldus Walkington.

Lot Folgering werkt voor de Nederlandse tak van het WWF. Zij vindt dat fokprogramma’s vooral een laatste optie is vanwege het risico. “Als je dieren te vaak met elkaar kruist is er te weinig genetische variatie. En te weinig variatie is gevaarlijk voor de gezondheid van de dieren.” Om die variatie te stimuleren wisselen Europese dierentuinen regelmatig onderling dieren uit. Zo voorkomen ze dat ouders en nageslacht met elkaar paren. De fokprogramma’s zijn dus mogelijk ongezond, misschien zelfs gevaarlijk voor de dieren. Zeker bij diersoorten waar nog maar een beperkt aantal exemplaren van zijn is fokken onverantwoord vanwege de geringe mogelijkheid tot genetische variatie, aldus Folgering.

Bovendien zijn herintroduceringsprogramma’s van dergelijke soorten, waar dierentuinen zo fanatiek voor fokken, vaak gedoemd te mislukken, zo stelt ze. “Met kleine dieren, zoals het goudenleeuwaapje in Brazilie, lukt het meestal wel. Maar grote dieren als de tijger of olifant, die moeilijk te beschermen zijn, dat is gewoon te lastig.” Dieren die opgegroeid zijn in een dierentuin kunnen volgens Folgering nooit meer getraind worden zodat ze in het wild kunnen leven. Hun genen verschillen van de soorten die wel in het wild hebben geleefd, en ze kunnen daardoor kleinere overlevingskansen hebben vanwege aangeboren aandoeningen. Het WWF stimuleert daarom alleen herintroducering van dieren die ‘zo wild mogelijk’ worden gehouden, en die altijd in reservaten hebben geleefd in plaats van dierentuinen.

Bedreigde soorten in cijfers



Wereldwijd zijn er 52.017 diersoorten geregistreerd. Bij reptielen en amfibieën is het lastig vast te stellen hoeveel soorten er bedreigd zijn omdat niet alle soorten bekend zijn. Bij de vissen en insecten is het zelfs onmogelijk.