dinsdag 27 december 2011

De eenzame kerststad

Kerstmis. Ik fiets door de stad. De katten van mijn oom, die op vakantie is, moeten nog eten krijgen voor ik doorga naar mijn familie. De stad is leeg, slechts af en toe kom ik fietsende gezinnen tegen. Aan de uitpuilende fietstassen en pakketten op bagagedragers, of in fietsmandjes te zien zijn ze onderweg naar andere familieleden om daar gezellig feest te vieren. Vorig jaar was dat onmogelijk. Toen was alles bevroren en spekglad. Nu fiets ik zonder vest onder mijn jas en zonder handschoenen door de stad.
Als ik voor een rood stoplicht sta te wachten fietst er iemand langs die er minder feestelijk uitziet dan die gezinnen. Alleen, gekleed in een met verf bevlekte spijkerbroek. In de plastic tas, die aan het fietsstuur hangt, zit een wijnfles en een brood. Niet echt de signalen van een gezellige Kerst, maar misschien vergis ik me. Dat kan natuurlijk. Misschien gaan ze wel fonduen (dat zou het brood verklaren) met een goede fles wijn? Maar misschien ook niet. Het zet je in ieder geval wel aan het denken. Er zullen zat mensen zijn die nu moederziel alleen thuis zitten, of in een hotel. Nederland is klein, maar wat als je nou in een land woont waar je familie honderden kilometers bij je vandaan zit?
Mensen vinden Kerst overschat, of te opgedrongen. Maar denk je eens in dat je helemaal alleen zou zitten, omdat er niemand is waar je heen kan gaan of omdat iedereen te ver bij je vandaan is? Deprimerende gedachte hè? Geniet er dan van dat je dat niet doormaakt!

Merry Christmas everyone!!

maandag 19 december 2011

De regencultuur

“Hé bah! Ik ruik naar regen!” Een bekende treinreiziger kent die muffe lucht van natte kleren wel, maar voor onbekenden; na een flinke regenbui ruikt de hele treincoupé en al zijn inzittenden nogal muf en voel je nogal klam aan. “Ja, dat heb je in Nederland. We leven nu eenmaal in een regencultuur.” Een…wat? Een regencultuur? Wat is dat nou weer? De meisjes, en dus de discussie over de regencultuur, stappen de trein uit. Maar ik moet nog even door. En als ik niks te doen heb in de trein, dan ga ik nog wel eens zitten denken. Niet te vaak hoor, normaal doe ik een dutje.
Een regencultuur. Wat is dat precies? Is dat een cultuur in een land waar het veel regent? Want dan kunnen de Engelsen, Schotten, Ieren, Scandinaviërs en alle landen met een moesson-seizoen zich ook meteen bij ons aansluiten. Dan kun je toch al bijna spreken van een internationale cultuur en saamhorigheid. Of is een regencultuur iets voor een gebied met veel water? Hallo Amazonegebied, Venetië en een gedeelte van de VS! Een regencultuur kan natuurlijk ook iets anders voorstellen. Zou het een cultuur kunnen zijn waar alles wat ‘grauw’ is? De soberheid van Nederland was natuurlijk al vormgegeven in de schilderkunst van de 17de eeuw, maar zou die nu worden vormgegeven met het woord ‘regencultuur’? Tijdens regen is de wereld natuurlijk wat grauwer en donkerder, daar schuift die ‘Hollandse soberheid’ natuurlijk mooi bij aan, en de recessie past ook helemaal in dat plaatje!
Misschien… Maar misschien ook niet. Een regencultuur, wat bedoelden ze er toch mee? Jammer dat ik het niet heb kunnen vragen, want ik ben toch benieuwd wat nou precies een regencultuur inhoudt…

maandag 12 december 2011

Hollandse vriendelijkheid VS. openbaar vervoer

Cultuur, de Nederlandse identiteit, de oude ‘meesters’, briljante belichting in films. Het is allemaal mooi en aardig maar wat vergeten (maar zeer belangrijke) onderdelen van de cultuur zijn, zijn taal, eten, gebruiken en het gedrag van de ‘bevolking’. En vooral het gedrag van Nederlanders in het openbaar vervoer is af en toe wonderlijk. Ik moet bekennen dat ik niet weet hoe het in andere werelddelen gaat, maar tijdens mijn vakanties in Parijs en Londen heb ik nooit in dergelijke mate onbeschoft gedrag meegemaakt in de trein. Het lijkt of sommige Nederlanders het openbaar vervoer oprecht haten.
Luid praten (en/of bellen) in de stilte coupé en dan boos worden als iemand er iets van zegt. Voeten op de stoelen. Doodleuk een joint draaien in de trein (ik maak geen grapje…). Je muziek op volume 100 uit je koptelefoon, of muziek aan helemaal zonder het gebruik van oortjes. Smakken en je lunch herkauwen terwijl er iemand naast je zit. Hé, begrijp me niet verkeerd. Ik bel ook in de trein, en ik eet er ook. Net als elk mens heb ik behoefte aan eten en aan een praatje zo nu en dan. Maar het dempen van je stem, zodat niet de hele coupé meeluistert, is toch niet zo moeilijk? Of eten met je mond dicht…
Zo zat ik vandaag in de sprinter naar Wormerveer, naast me zat een vriendelijk ogende jongen die gewoon een pakketje brood uit zijn tas haalde. Niks mee mis! Tot hij begon te eten… Binnen enkele secondes begon ik te vermoeden naast een koe te zijn belandt. En dat vermoedde ik niet omdat hij in een kwartier zes boterhammen naar binnen werkte… Nee, de jongen had de onaangename gewoonte met mond open te eten, te boeren en ondertussen de allerlaatste druppels uit een pakje sap te willen krijgen. Nu vind ik het puur gemeen om er iets van te zeggen. Hij zal wel honger hebben, toch? Maar aan de andere kant vind ik het stiekem toch ontzettend onbeleefd om zo te eten met iemand naast je. Ik hoef geen herkauwde lunch te zien om acht uur ’s ochtends. Echt! Daar heb ik echt geen behoefte aan…
Maar als je denkt dat het in de bus beter is, vergeet het maar. Daar is het voornaamste probleem de mensen die nog even een sigaret willen roken in de laatste halve seconde voor de bus aankomt. Of mensen met enorme rugzakken die niet doorhebben hoe pijnlijk die elke keer in je rug ramt.
Maar nu heb ik weer genoeg gezeurd over onze ‘Nederlandse vriendelijkheid’, en stap ik lekker op de fiets om naar de film te gaan!

dinsdag 6 december 2011

Een Nederlandse meester, maar vooral een briljante tekenaar

“Pas op met de tafels. Om de tekeningen te beschermen kan het alarm af gaan als u ze aanraakt. Schrik daar niet van.” Omringt door gele muren en twee kleine schilderijen, de Fluitspeler en een portret van de meester Abraham Bloemaert, staat een kleine houten tafel met het tekenboek dat Bloemaert opstelde om als lesboek dienst te doen.
Pronkstukken
In een thematische opstelling heeft het Centraal Museum Utrecht hun tentoonstelling van Bloemaert gepositioneerd. Geen chronologisch volgorde dit keer, maar twee zalen met Bloemaerts religieuze vertellingen, één met zijn mythische werken, de vierde met landschappen, en de laatste met door hem geschilderde portretten. Twee pronkstukken van de tentoonstelling zijn De Aanbidding van de Drie Koningen, geleend van het Grenoble in Frankrijk. Het schilderij is één van de grootste stukken uit het oeuvre van de Nederlandse meesterschilder. Daarnaast heeft het museum ook Vanitas (1600-1605) in de collectie hangen, het enige geschilderde stilleven uit Bloemaerts werken.
Stijl
Bloemaert heeft in zijn religieuze werken meerdere keren hetzelfde geschilderd, maar steeds weer in verschillende stijlen. Jezus is in alle schilderijen duidelijk te herkennen aan de bleke huidskleur die de schilder aan de Messias heeft toegekend. Ook was Bloemaert duidelijk bekend met de Griekse mythen en sagen. Wat opvallend is aan de stijl van Bloemaert is dat hij twee gebruiken in zijn mythische taferelen combineert; de Griekse traditie om mensen (en zeker halfgoden en goden) semi-naakt af te beelden, maar dan met de Europese traditie van het realisme, en de anatomische studies. Waar in de Griekse schilderijen uit de Oudheid vrouwen bijzonder kleine borsten en (zeer) brede heupen hebben, komt de anatomie binnen Bloemaerts werken bijzonder goed overeen met de werkelijkheid. In zijn landschappen gebruikte Bloemaert meer fantasie. Zo bracht hij altijd bergen aan op de achtergrond van de Utrechtse omgeving. Nu is goed bekend dat Nederland zo plat is als een pannenkoek en geen bergen heeft. De oude meester heeft deze traditie dan ook waarschijnlijk overgenomen van zijn tijd in Frankrijk, aldus de gids van het museum.
Tekenaar
“Kunsthistorici stellen dat Bloemaert een grotere tekenaar was dan schilder,” vertelt de gids verder. Vandaar dat zijn tekeningen als centraal punt in de zaal zijn tentoongesteld op kleine tafels, er is ook nog een aparte entresol aan gewijd. Tekeningen uit Bloemaerts ‘lesboek’ zijn vergroot en op de muren aangebracht, terwijl er met een filmpje door zijn beroemde boek wordt gebladerd en pagina’s worden uitgelicht. Bloemaerts tekeningen zijn zeer gedetailleerd, en vaak beter uitgevoerd dan het uiteindelijke schilderij. Zo staan in zijn landschapstekeningen vaak zeer gedetailleerde en prominente bomen, die in zijn landschapsschilderijen vaak niet terug komen. Ook bij mensen toont hij in de tekeningen veel meer details, zoals ouderdom, uitdrukkingen en emoties. Dit is bijvoorbeeld te zien bij de tekening Sint Engelmundus (1630 – 1645).
Middagje
Er is geen twijfel dat Abraham Bloemaert een briljante schilder was, en één van de grote Nederlandse meesters. Maar de tentoonstelling over de schilder is samen te vatten in de uitdrukking klein maar fijn. Het is niet bombastisch groot opgesteld, en juist prettig voor een middagje slecht weer. Wat de gids beweert over de tekenaar die Bloemaert was, wordt sterk naar voren gebracht door de opstelling van de tentoonstelling. De tekeningen hebben een veel prominentere rol daarin. En daardoor komen zijn schilderijen, vergeleken met de bijbehorende tekeningen, vaak wat simpel over.

maandag 5 december 2011

Het dilemma genaamd Pakjesavond

Met een zucht overkijk ik het slagveld van schoenendozen, crêpepapier, kippengaas, piepschuim, satéprikkers, lijm en plakband. Gelukkig hoef ik dit maar één keer per jaar mee te maken… Meer dan dat zou ik echt niet uithouden.
De stad is overstroomd door families die ineens beseffen dat ‘de grote avond’ over een paar dagen al zal plaatsvinden en dat die tijd, waarvan je dacht dat je er genoeg van had, je heeft verraden door ineens een stuk sneller te gaan dan normaal. Of zo voelt het in ieder geval. De man met de baard en mijter loopt weer over de daken, en de rel over of het feest racistisch is of niet is weer eens in volle gang. Alsof niet elk kind in Nederland weet dat Zwarte Piet enkel zwart is omdat hij door de schoorsteen komt. Kan de arme man er iets aan doet dat hij onder het roet zit? Zijn kleur heeft dus niets te maken met een huidskleur en een rol die denigrerend zou zijn. Kom op mensen! Als je kinderen dat zelfs weten, dan zou jij dat zelf toch helemaal niet mogen vergeten?
Het ‘heerlijk avondje’ brengt altijd ontzettend veel werk met zich mee. Het eerste probleem is altijd de cadeautjes. Ineens zijn overal aanbiedingen, uitverkoop. Ga je dit jaar je geluk wagen in honderd verschillende winkels? Of waag je je op internet, in de hoop dat TNT (oh sorry, PostNL) het op tijd bezorgt? En wat voor leuks kun je allemaal binnen het budget doen? Na dilemma 1 volgen de gedichten. Wat rijmde er ook alweer met ‘sinasappel’? Sint zat eens te denken, wat hij … ook alweer zou schenken. Ja, dat is wel weer heel erg afgezaagd… En dan de laatste kopzorg; de surprise… Bij die fase ben ik inmiddels beland, waardoor ik niks meer vast kan pakken zonder dat het bijna hermetisch aan mijn vingers vast zit geplakt.
Één keer per jaar… en dat is gelukkig genoeg…

zaterdag 26 november 2011

Monoloog; Gedachten van een vermoeide Schrijfster

Bron: Office Word
Shit, een stukje tikken! Helemaal vergeten. Waar zal ik het nu eens over doen… Die excursie met school naar de tentoonstelling van Bloemaert? Nee, daar schrijf ik al een recensie over… De radio? Maar ik had twee weken geleden al een column over muziek. Hmm… Waarover nou toch? De kat! Ooh nee, die heb ik niet… Jammer. Een kat zou nu echt een goede uitkomst zijn!
Pfff… De radio helpt vandaag ook niet echt, wat is dit eigenlijk voor nummer? “Feel what you want to feel, what you want to feel, what you want to feel…” Ja, ontzettend inspirerend! Het is pas 00:26 en ik sta echt op instorten joh, wat ben ik nou voor nep-student dat ik niet eens lekker aan het feesten ben ergens. Hihi, yeah right, alsof ik zo’n heftig feestbeest ben.
Hmm… Ja, dat zou ik als onderwerp voor een stukje kunnen gebruiken maar of het nou geschikt is voor deze keer? Ik weet het niet… Nee, toch niet. Volgende keer misschien. Als ik het wat beter heb kunnen overdenken. Dat moet ik niet te snel en overhaast tikken, dan komt het er helemaal niet meer goed uit. Maar wat nu dan? Ik kan echt helemaal niks bedenken joh. Echt stom. Neem ik me nog zo dapper voor om een wekelijkse column en een wekelijkse boekrecensie te gaan schrijven, heb ik mijn boek nog steeds niet uit en was ik helemaal vergeten dat het vandaag alweer vrijdag is. Waardeloos! Boekrecensie; dat is ook een goede… Welke boeken heb ik afgelopen tijd nog gelezen? Ooh, Alleen Op De Wereld. Die heb ik afgelopen week weer eens gelezen. Dat boek blijft zo mooi, daar kan ik wel iets over schrijven. Die heb ik afgelopen maandag nog uitgelezen dus dat is nog recent. En oude meesterwerken vergaan niet, dus dat kan ik hartstikke goed doen.
FOCUS! Stukje, stúkje, stukjé, nee dat werkt ook niet… Grrr, weet je… Vergeet het! Ik ga naar mijn bed, dit schiet toch niet op!
En dit beëindigt de monoloog van deze avond, genaamd ‘Gedachten van een vermoeide schrijfster’. Dames en heren, gewaardeerde lezers, we hopen dat u van de show genoten heeft. In de hal is nog een hapje en een drankje te halen, en we hopen u allen terug te zien bij onze volgende voorstelling. Rijd u allen veilig en wij wensen u nog een prettige avond.

dinsdag 22 november 2011

Het dagelijks leven in een sceptisch jasje

Het dagelijks leven is een chaos. Een gevecht met honderdduizend dingen die moeten worden gedaan of overwonnen. Computerproblemen, de grote schoonmaak, wintersport, goede doelen en kinderen, allemaal dingen waarover je je honderd keer per dag het hoofd kan breken (tenzij je geen kinderen hebt natuurlijk, dan valt er eentje af…).
Sylvia Witteman schrijft al jaren columns, inmiddels zelfs meerdere keren per week in de Volkskrant. Afgelopen week kwam haar nieuwe boek in de winkels te liggen, een vrolijke bundel van haar columns. En dit is tevens een mooi moment om een ‘gouwe ouwe’ van haar werk weer even een momentje in de spotlights te geven.
Prooi
Wat doe je als je computer crasht? Nou, je belt de helpdesk! “ ‘Mevrouw, heeft u de stekker in het stopcontact gedaan?’ ‘Nee, in een pak vla, is dat niet goed dan?’ “ Het hamstergedrag dat tijdens een grote schoonmaak ontstaat is ook overdraagbaar van generatie op generatie. En dan natuurlijk de brave Nederlandse bruiloft, die te ontkomen valt als je in het buitenland woont. Slechts een greep uit de onderwerpen die ten prooi zijn gevallen aan Witteman’s humoristische pen in Pekingeend bij Nacht (en andere pogingen tot Echt Heel Erg Gelukkig Worden).
Onderwerpen
Alledaagse situaties, waarin we onszelf herkennen vindt men vaak leuk, grappig en interessant. Het vergt weinig van je fantasie, maar Witteman weet het zo op te schrijven dat niet alleen haar huiskamer, maar ook je eigen voor je blikveld zweeft. Ondertussen wordt alles aangedikt en op de hak genomen, wat de humor er flink inpompt. Maar het verschil tussen Pekingeend bij Nacht en de meest recente columns van Witteman is groot. Haar stijl is veranderd, en haar oude stijl is wennen voor degenen die haar columns uit de Volkskrant kennen. Pekingeend bij Nacht is sceptischer en behandeld vaak zwaardere onderwerpen die dan op de hak worden genomen. Dit kan zo nu en dan wel eens in het verkeerde keelgat schieten bij de lezer.
Ergernis
Het mooie aan een bundel van columns is dat de verhalen kort zijn. Je kan er nu drie lezen, en de rest van de verhaaltjes over drie maanden. Hoewel de herkenbaarheid in de door Witteman beschreven situaties het lezen erg prettig maakt, is het wel een feit dat bijna elke handeling op de hak wordt genomen. Als sarcasme en sceptische humor niet jouw stijl is, zit je tot het de laatste pagina van Pekingeend bij Nacht vol ergernis je nagels af te kluiven. Is het wel jouw stijl? Dan rol je van het lachen over de grond.

Pekingeend bij Nacht (en ander pogingen tot Echt Heel Erg Gelukkig Worden)
Sylvia Witteman
Paperback
ISBN: 978904133670
239 pagina’s

vrijdag 18 november 2011

De gek die een ets meenam voor een presentatie...

“Wie wil volgende week als eerste presenteren. Over Rembrandt?” De leraar keek zo hoopvol de klas in. Ach, dan ben ik er maar vanaf. Neutraal steek ik mijn hand op, samen met nog vijf anderen. “Geweldig! Ik mail jullie de opdracht, en hoop dat jullie er iets moois van maken!” Ja ja, alsof we niet allemaal weten hoe zo’n eerste presentatie gaat. Hakkelig, moeizaam, en dan krijg je een enorme lading kritiek van de leraar aan het einde.
Maar goed, de werken van Rembrandt. Daar moeten we maar even doorheen om de vraag of Rembrandt typerend voor de Nederlandse identiteit is te beantwoorden. En terwijl we met z’n vijven op school om de tafel zitten tijdens een brainstormsessie glijden mijn gedachten af, terug naar de lessen kunstgeschiedenis van die oorlogszuchtige tekenleraar op de middelbare school. Hij noemde Rembrandt de “Meester van de Nederlandse kunst”. Een genie, een briljante schilder. Maar technisch gezien was ‘schilder’ in de 17de eeuw een doodnormaal beroep waar scholen voor waren. Stijlen (ook die Rembrandt gebruikte) bestonden al generaties lang en werden hoogstens per leerling iets veranderd. Hoe kun je iemand als “briljant meester” bestempelen als hij gewoon die oude technieken van nog oudere ‘meesters’ combineert? Vanwege deze redenering in mijn hoofd sloot ik me vanaf die les praktisch volledig af voor mijn leraar. Zelfs het uitzicht op het schoolplein vond ik interessanter dan zijn lessen.
“Dus, welk werk gaan we tonen?” Ik schiet terug naar de hal op school en staar naar mijn groepsgenoten. Ze kijken bedenkelijk. “Het is jammer dat we geen echte Rembrandt kunnen tonen, dat zou wel ontzettend cool zijn!” Ze grinniken maar ik frons. En dan doe ik het aanbod waarvan ik me gisteren nog had voorgenomen het niet te doen. “Nou… dat zou best kunnen. Geen schilderij, maar er is een ets van Rembrandt in mijn familie, misschien mogen we die lenen?” Ze staren me aan alsof ik gek ben, en eigenlijk hebben ze gelijk. Wie neemt er nou een echte Rembrandt (ets of schilderij) mee naar school? Maar ik heb het aanbod aangereikt en binnen een minuut hapt de eerste toe, als vissen naar een stukje brood aan een haak. Dus fiets ik door de kou, en grom ik woest dat ik in de spits in de trein zit met een schilderij in mijn tas die zorgt dat die niet meer dicht kan. Maar, en dat maakt het toch even waard, de leraar is omver geblazen door het feit dat we “een echte” hebben in de presentatie. Bijna kwijlend staat hij ernaar te kijken, me honderden vragen erover stellend die ik niet kan beantwoorden.
De schilderkunst en ik. Wij hebben nooit echt met elkaar door een deur gekund. Gebrek aan interesse aan mijn kant, gebrek aan herkenning in de schilderijen. Wie zou het weten? Maar de liefde is nu nog bekoelder dan anders.

donderdag 17 november 2011

Dure koffie, tv-quizes en twee ouwe mannen met een lijst

Je bent oud, ligt in een ziekenhuis en krijgt te horen dat je minder dan een jaar te leven hebt. Wat ga je doen? Nou, ten eerste ga je hopen dat je heel erg veel geld hebt, en ten tweede maak je een bucket list. Een lijst van alle dingen die je nog wilt doen voor die laatste dag.
Leven
Carter Chambers (Morgan Freeman) en Edward Cole (Jack Nicholson) zijn elkaars tegenpolen. Carter is een hardwerkende garagemonteur en familieman die ooit geschiedenisprofessor wilde worden. Edward is een schatrijke ziekenhuismagnaat die vier keer gescheiden is en zijn enige dochter nooit meer ziet. Het enige dat de twee mannen met elkaar gemeen hebben, is dat ze beide nog minder dan een jaar te leven hebben. Als de twee elkaar in hun ziekenhuiskamer aankijken na de diagnose besluit Edward ineens al zijn geld in te zetten om Carters bucket list te voltooien, als Edward tenminste ook inspraak in de lijst krijgt.
Evil grin
Het eerste contact tussen de mannen is stug. Edward is nogal arrogant, en eist graag de aandacht op. Je probeert het hard maar eigenlijk is er erg weinig vriendelijks aan hem, tot aan de laatste 30 minuten van de film. Edward doet ontzettend zijn best aardiger te worden, maar het is en blijft Jack Nicholson die de rol speelt. En de man heeft nu eenmaal een evil grin waar je U tegen zegt. Het is vrij lastig daar sympathie voor te vinden.
 Carter daarentegen is een knuffelbare oude man, die je het liefst als opa wilt hebben. Morgan Freeman loopt volledig met je weg. Overwicht aan Edward kan Carter niet altijd bieden, zo wordt hij gedoemd om te gaan skydiven. Maar de ouwe Freeman is zeker geen watje, die echt wel weet hoe hij het hoofd van zijn karakter boven water houdt ten overstaan van de dominante Nicholson. 
De twee mannen hebben ook ieder hun eigenaardigheden. Zo is Carter verslaafd aan het tv-programma Jeopardy! Een tv-quiz waarin geschiedkundige vragen worden gesteld. Hij kijkt het programma zelfs in bad! En Edward heeft zijn favoriete drankje Kopi Luwak (’s wereld duurste koffie. Het Britse warenhuis Harrods verkoopt deze koffie voor 300 pond per halve kilo!). Tegen het einde komt Carter met de schokkende waarheid over deze koffie, als een soort laatste wraak omdat Edward zijn belangstelling voor Jeopardy! belachelijk maakte in het begin van de film.
 Continuïteit
De film is een prachtig verhaal, op een hele bijzondere manier uitgewerkt. Het is namelijk niet allemaal zoetsappig, of diepzinnig maar ook geen comedy. Het enige wat er echt op aan te merken is, is de continuïteit. Iemand lag voortdurend te slapen op de set! Auto’s die tegen elkaar aanknallen en dan het volgende shot ineens geen schade meer hebben, papiertjes die verscheurd worden en tien minuten later weer volledig intact uit een zak worden gehaald. Maar focus als gewone kijker volledig op het verhaal, and you’ll be fine.
Bijblijven
Er zijn films die je altijd bijblijven. Ze zijn misschien niet heel erg goed, heel erg speciaal, of heel erg netjes en goed uitgewerkt maar er is iets in ze dat je raakt. The Bucket List is ook zo’n film. Het gaat over iets dat iedereen kan overkomen, namelijk ernstig ziek worden, wat toch tot iets moois afloopt. De dood is nooit leuk, maar als het dan toch gebeurt kun je er maar beter iets memorabels van maken.

maandag 14 november 2011

Ontkomen aan het script van je cultuur

Ouders en pubers botsen. Dat is een feit gelijk aan een natuurwet. Je wilt je eigen leven, zonder hun bemoeienis, leiden. Klinkt bekend hmm??  Maar hoe zet je je af als er een hele familie met een hele culturele traditie tegenover je staat?
Zoektocht
‘Als je het oude script zomaar weggooit, zul je veel tijd kwijt zijn aan het schrijven van een nieuw. Dat je iets aanpast, dat kan ik begrijpen. […] Het huwelijk is slechts een van de vele onderdelen van dat script, Saira.’ Saira en haar oudere zus Ameena zijn in Amerika geboren en opgegroeid. Maar hun ouders komen uit het India en Pakistan van voor en vlak na het Engelse kolonialisme. Zij voeden hun dochters streng naar hun cultuur op, met het script van hun leven al geschreven. Ameena volgt dit uitgelegde pad braaf, maar Saira weigert zich bij haar ouders wensen neer te leggen. Ze wil haar eigen toekomst kunnen bepalen!
De hand van mijn moeder van Nafisa Haji, zelf Amerikaanse van Indo-Pakistaanse afkomst, beschrijft Saira’s leven. Haar zoektocht als kind naar uitwegen, haar gevecht om vrij te komen tijdens haar puberteit. En als laatste haar definitieve uitbraak van de beklemmende familiebanden. Het mengen van twee culturen, tot een volledig nieuwe.
Gedetailleerd
Het verhaal geeft een kijkje in het leven van een kind met een hele andere culturele achtergrond. Het is zo gedetailleerd geschreven dat je niet alleen met Saira mee begint te leven, je loopt als het ware met haar door haar leven. Niet alleen huil je wanneer zij huilt, lach je wanneer zij lacht, maar je slaat een arm om haar heen wanneer ze zucht en denkt wanneer zij piekert. Maar Saira is gecompliceerd. Net als je denkt haar volledig door te hebben, verrast ze je opnieuw met haar keuzes. Haar ouders bezorgt ze zelfs meerdere keren bijna een zenuwinzinking.
In het verhaal verbaast Saira zich over haar eigen moed. Ze wil wel vrij zijn, maar is bang iedereen van wie ze houdt kwijt te raken. Schrijfster Nafisa Haji vertelt deze tweestrijd, tussen Saira’s vrijheid en haar liefde voor haar familie, op een zeer bijzondere manier. Het verhaal ligt je niet zo zwaar op de maag dat het langdradig wordt, maar is ook niet zo luchtig dat het onbelangrijk lijkt. Saira is wie ze is, niet meer en niets minder.
Ontroerend
Saira’s gevecht is bewonderenswaardig. Veel kinderen zetten hun strijd voor vrijheid uiteindelijk toch niet door en deze puber doet dat wel, ten overstaan van haar hele familie. Maar het meisje is ook ontroerend, omdat ze toch elke keer twijfelt aan zichzelf. De hand van mijn moeder vertelt een bijzonder verhaal en leest heerlijk weg. Het overdondert je niet met een lawine aan wrok jegens een andere cultuur, het laat je achter met het gevoel dat je kinderen met twee culturen beter kan begrijpen. ‘De grootste waarheden kunnen in fictie schuil gaan.’
De hand van mijn moeder
Nafisa Haji
Paperback
ISBN: 9789022552957
300 pagina’s

vrijdag 11 november 2011

Jankende gitaren op de fiets

Je zit in de auto. Buiten is het winter maar met de loeiende verwarming heb je daar gelukkig geen last van. Dat apenpakje met stropdas en colbertje dat je van je baas aanmoet doe je straks wel aan. Maar nu even lekker naar de radio luisteren, even ontspannen voor je weer de hele dag moet vergaderen.
Muziek… Je zou zeggen dat het maar iets kleins is. Veel mensen vinden dat de ontwikkelingen van de laatste jaren de ‘werkelijke muziek’ alleen maar aantast. Maar bedenk je nog eens hoe klein de rol van muziek in je dagelijks leven is. Werkend achter je computer, lezend op de bank, in de auto, wanneer heb jij je radio, je iPod/mp3 of je muziekbestanden niet aanstaan? Bovendien is muziek in nog veel meer gevallen belangrijk, in andere culturele sectoren bijvoorbeeld.
Zo hebben mijn vrienden en ik ooit een filmpje voor het vak Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV) moeten maken. Dat was in het vierde jaar van de HAVO dus je kan je wel voorstellen dat we eigenlijk met hele andere dingen dan school bezig waren maar dit was een leuke opdracht. We wilden een horrorfilmpje van een minuut of tien maken maar toen we het in elkaar monteerden was het meer een comedy. Het was zo hilarisch dat we het eigenlijk niet aan de klas wilden laten zien, omdat we bang waren voor schut zouden staan. Toen we het als test aan mijn vader lieten zien wist die onmiddellijk wat eraan scheelde; er zat geen muziek onder! Met een paar drukken op een paar knoppen zette hij er spannende muziek onder, en ineens was onze comedy een (bijna) echte horrorfilm geworden! Zonder dat er iets aan de beelden was veranderd was de sfeer ineens helemaal omgeslagen. En toen besefte ik ineens wat de macht is van muziek.
Als ik nu te laat ben voor de trein en ik snel moet fietsen zorg ik dat er rock-nummers in de playlist van mijn iPhone staan. Ben ik wat down, dan zet ik er vrolijke upbeat nummers in. Met jankende gitaren in mijn oren fiets ik ongemerkt een stuk sneller, en vrolijke tunes zoals die van Disney soundtracks maken me vrolijk. In Top Gear zei Jeremy Clarkson het ook al: “If you want to drive nice and safe, you can listen every kind of music. Except metal! Research showed that ‘angry tunes’, like metal, make you step on the gas pedal harder. Thus making you drive faster.”
En zo wordt alles en iedereen beïnvloed door muziek! Who knew? En nu ga ik lekker een uurtje naar de radio luisteren met een goed boek in mijn handen!

woensdag 9 november 2011

Zorro met een rode pluizige vacht


Een vrouwenverslinder, wapens, het geluid van paardenhoeven. Je zou denken dat je naar een nieuwe uitvoering van Zorro zit te kijken. Maar nee, het is de gloednieuwe Dreamworksfilm Puss in Boots.
Als een side-character een grote hit is in een kaskraker, dan moet hij natuurlijk wel zijn eigen film krijgen. Het begint een soort ongeschreven regel in de internationale filmwereld te worden. Kijk maar naar Timon en Pumba van de Lion King.  En zo verging het ook de harige problemenmaker uit Shrek. De gelaarsde kat werd een hit, met zijn schattige uiterlijk en Mexicaanse accent. Dus besloot Dreamworks de furry lover een eigen film te geven.
Vurig
“Fear me, if you dare.” Puss in Boots (Antonio Banderas) heeft duidelijk een paar karaktertrekjes van de Mexicaanse volksheld Zorro overgenomen. Maar binnen enkele seconden steelt de macho met de rode vacht je hart. Als kitten heeft hij het hoogste knuffelgehalte, ook al slaat hij pestkoppen in elkaar met een lepel. De enige die in de film net zo makkelijk met je wegloopt als Puss is zijn vrouwelijke tegenspeelster Kitty Softpaws (Salma Hayek). Vurig, gemaskerd en gewapend laat ze Puss alle hoeken van de kamer zien, en eist ook zij je liefde op. Het enige karakter met de emotionele diepgang van een theezakje is Humpty Dumpty (Zach Galifianakis). Het ei is een slijmbal met een dubbele agenda, waardoor je met een dubbel gevoel in je maag naar hem kijkt.
Mexicaans
“I’m not looking for any trouble.” Puss mag het dan beweren, maar direct vanaf het begin belandt hij tot zijn pluizige oren in lastige situaties. Hoewel het verhaal bijna tot op de minuut te voorspellen is, betekent dat niet dat de film niet gewoon ouderwets leuk is. Je wordt meegezogen. Als je in de Cat Cantina, gevuld met pluizige, dubieuze viervoeters die een verdomd goede Spaanse tango kunnen spelen, belandt, ben je voor de rest van de film verkocht. Ondertussen duelleert Puss er met flitsende degen flink op los. Maar het verhaal is ook luchtig, vooral Kitty zit vol met gevatte opmerkingen die de zaal doen grinniken.
De film is ondergedompeld in de Mexicaanse roots van Zorro. En de 3D-effecten die in de film zijn gepompt, maken het net iets anders dan een gewone tekenfilm. Dit is vooral te merken als de bonenstaak ineens uit de grond schiet.
Perfect
Het verhaal, cliché of niet, is doordrenkt met schattigheid, avontuur, humor, klassieke slechteriken en dappere helden. Door deze mix is de film ideaal voor zowel kinderen als volwassenen die gewoon even willen ontspannen. Een perfecte film voor de kerstvakantie. Na ruim anderhalf uur Puss in Boots 3D wil je bijna zelf een kat kopen. Maar, zoals Puss zegt: “Cat people are crazy.”

maandag 7 november 2011

Leuk tijdverdrijf, maar niet voor waardevolle rugzakruimte

Verdwaald in de bossen van Sri Lanka, rockend in de woestijn, verstopt in verborgen tuinen in Palestina en levensbedreigende ziektes oplopen in Equatoriaal-Guinea. Niets is de lezers van Lonely Planet te gek.

Verschillend
Het beroemde reismagazine vroeg zijn lezers  en redacteuren hun reisverhalen over ‘the middle of nowhere’ op te sturen, de beste verhalen werden gebundeld in een boek. 32 korte reisreportages in 309 pagina’s. Veel verhalen zijn door de vaste redacteuren geschreven, wat te merken is aan de kwaliteit ervan, maar sommige komen van de hand van lezers. Hierdoor verschillen de verhalen onderling tot op immense hoogte. Kort, bondig, amusant, serieus, diepzinnig of luchtig, ieder heeft zijn eigen manier van vertellen, zijn eigen metaforen en zijn eigen taalgebruik. Door de verschillende schrijfstijlen leest het boek lekker weg, en kan het voor langere tijd gelezen worden. Elke keer staat je een nieuwe verassing te wachten. De ene schrijver maakt er meer een sfeerverhaal van, de ander juist meer een achtergrondverhaal, en de derde mixt het geheel tot een volledige mini-reportage. Maar allen nemen ze je mee naar een wereld ver bij Nederland vandaan.

Rugzakruimte
Maar hoe leuk de verhalen ook zijn, dat wil niet zeggen of het boek goed of slecht is. Van hier naar nergens met Lonely Planet is een leuk boek voor als je een kwartiertje over hebt in de trein, maar het is geen drama als je het niet hebt gelezen. De verhalen zijn allemaal net iets te kort om diepzinnige reportages te worden, en nergens zit beeldmateriaal bij. Vooral dit laatste is een groot gemis. Hoewel veel schrijvers erg goed zijn in ‘don’t tell, show!’. Het is materiaal voor een vaste rubriek in het tijdschrift, en het is leuk tijdverdrijf. Maar vul er geen waardevolle rugzakruimte mee op als je toch eens op weg bent naar ‘nowhere’.
Van hier naar nergens met Lonely Planet
Don George
Paperback
ISBN: 9789022549094
320 pagina’s

zondag 6 november 2011

De toekomst haalt de film langzaam weer in

Wat te doen als je publiek zich steeds meer focust op het internet? Met bezuinigingen op cultuur, de toename van mediaopleidingen en de snellere generaties hebben filmmakers in de 21ste eeuw het zwaar. Of moeten ze gewoon hun blikveld verbreden?
De -NBF heeft juist vanwege deze vraag een discussie -georganiseerd over Traditioneel versus Vernieuwend filmmaken. Onder leiding van moderator Mardou Jacobs geeft Regisseur Jean van der Veldede aftrap.. Kort geleden heeft hij All Stars 2: Old Stars  in de bioscopen gebracht. “All Stars is niet geschikt voor een ander platform. Comedy werkt namelijk aanstekelijk. Je hoort iemand anders in de zaal lachen, en dan ga je mee lachen. Dat werkt niet als je in je eentje naar een iPad zit te staren.” Maar, zegt de filmmaker wel, als een film je emotioneel weet te bewegen is de kwaliteit van latere zorg. “Vroeger op het internaat luisterde ik stiekem naar bandjes. Die kwaliteit was om te huilen, maar ze raakten me wel. Dus interesseerde me het niet als het geluid kraakte.”
Wetten
Of filmmateriaal echter geschikt is voor de kwaliteit die een iPhone of iPad met zich meedragen is altijd de vraag. De Nederlandse filmmakers durven het risico met hun materiaal vaak nog niet aan. Bobby Boermans deed het echter wel. Hij maakte met Claustrophobia een film die alleen maar te krijgen is via een download. Er komt geen wit doek aan te pas. Hij vertelt dat het hem wel zwaar viel om het te draaien. “Ik stond er niet bij stil toen ik dit project begon, maar tijdens het draaien moest ik ineens met hele nieuwe dingen rekening houden. De ongeschreven wetten over geluid en beeld die er in de filmwereld bestaan gingen ineens niet meer op, want een iPad heeft hele andere speakers en een heel ander beeld.” Hij is het echter met Van der Velde eens dat als een film je emotioneel weet te raken, dat het beeld voor zijn part gedeeltelijk uit sneeuw kan bestaan. Dat maakt dan niet meer uit. Dus films alleen voor ander platforms dan de bioscoop zouden best kunnen, zelfs in het twijfelachtige filmlandschap van Nederland.
Eng
Dagan Cohen, oprichter van Upload Cinema (dat zich elke maand focust op bijzondere Youtube-filmpjes), stelt dat de Nederlandse filmmaker  vooral bang is voor internet. “Internetgebruikers zappen nog sneller dan tv-kijkers. De rust van de bioscoop ontbreekt bij hen. En dus moet je veel sneller to-the-point komen, aandacht vangen.” En dat is iets nieuws in de filmwereld. Mooie, opbouwende scènes – die nu al vaak sneuvelen in de montage – zouden ten dode opgeschreven zijn. En nieuwe dingen zijn eng. “De filmwereld heeft altijd vijftien jaar vertraging op de muziekwereld. En daarom sukkelt het nu in een soort trage ganzenpas over de weg die de muziek allang voor ze heeft platgetrapt,” aldus Van der Velde, die zuchtend zijn hoofd schudt. “Dat klopt,” aldus Cohen.
Traditie
“De attentiespanne van de kijker wordt ook steeds korter. De gemiddelde internetgebruiker heeft dezelfde dosis aandacht als een hamster. Tenzij er één van de drie G’s wordt gebruikt. Grof, Geil en Grappig,” Boermans grinnikt het bijna. Hij kijkt het publiek rustig rond. Tussen de drie andere gasten valt hij op met zijn donkere haren tussen de drie grijze oude rotten. Cohen lijkt Boermans even op de vingers te willen tikken. “De bioscoop is, net als het theater, traditie. Mensen blijven wel komen, ook voor de rust die zo’n bioscoop geeft tijdens het kijken. Er zijn minder prikkels dan op internet.” Volgens Cohen zijn korte films meer iets voor het internet, deze categorie laten de bioscopen vaak links liggen. Erik Wobma, regisseur van korte films, beaamd dit vanuit het publiek. Zijn films zijn alleen op festivals te zien, maar de discussie heeft hem doen inzien dat hij zijn films snel op Youtube zal moeten zetten.
Zellef doen
Een gast vraagt zich hardop af of het internet niet eerder de videotheek de das om zal doen, in plaats van de bioscoop. Internet is immers veel actiever, maar de bioscoop brengt meer sfeer met zich mee. Maar Cohen wijst weer op de traditiegetrouwheid van de Nederlanders. “Wij ouwe rotten vinden nieuwe dingen misschien eng, maar ons publiek is nieuwsgierig. Ze willen juist nieuwe dingen proeven,” aldus Van der Velde. Cohen knikt. “We zitten met een generatie die, net als kleine kinderen, alles ‘zellef doen’. Er is zoveel creativiteit op internet te vinden. En ze zouden ons allemaal kunnen leren hoe we die dikke boterham met kaas kunnen houden.” “Maar wij doen dat af als amateuristisch en steken onze kop in het zand,” Van der Velde grinnikt om zijn zelfspot. Cohen knikt weer. “Het is geen of/of, het is en/en. We moeten er alleen voor openstaan.” “Film wordt vanaf nu alleen nog maar leuker!” Boermans is enthousiast. Van der Velde pruilt. “Ik wou dat ik weer 17 was. Het is niet eerlijk dat ik alleen de bioscoop had in mijn jeugd, en dat alles nu zo glimt en leuk is.” De mannen schudden elkaar de hand en laten het publiek achter met hun eigen overpeinzingen. De discussie is nog lang niet afgelopen. Maar het is duidelijk dat als zelfs deze ‘oude rotten’ zich steeds meer naar de nieuwe platforms wenden, de toekomst in de Nederlandse film niet ver weg meer kan zijn.

zaterdag 5 november 2011

De beschaafde cultuurbarbaar

“Maar beste! Rembrandt is toch niet te vergelijken met Michelangelo! De volksheid van Rembrandt’s schilderijen, dat is nou de Nederlandse cultuur.” Met een opgetrokken wenkbrauw kijk ik over de rand van mijn boek. Wat? Hoe ben ik nou weer tussen deze discussie belandt? De twee dames staan voor de boekenkast tegenover me. Zou ik ze om stilte manen, het is immers een bibliotheek? Hoewel… Ik kijk naar de hooggehakte schoenen. Ik denk dat die dodelijk zijn, dus laat maar zitten. Stiekem bekijk ik de vrouwen verder, één van hen houdt Grunberg’s Tirza als een soort schild omhoog. Maar wat heeft ze daarachter verstopt? Met moeite kan ik de tekst op de band van het boek lezen. Stout van Heleen van Rooijen. HA! Betrapt! Beschaafd tot de voordeur! Nu zit ik zelf met Harry Potter in mijn hand hoor, maar ik probeer het niet te verstoppen.
Cultureel, beschaafd, opgevoed. Het zijn van die betekenisloze woorden geworden. Wil je ze nog mogen toepassen, dan moet je in een soort perfect keurslijf passen van wat andere mensen opvatten als cultuur. Maar wie vertelt mij waarom het één wel cultureel gewicht draagt, en het ander niet? Zo had ik een muziekleraar op de middelbare school die een vriendin van mij ooit een onvoldoende gaf omdat ze Eminem leuker vond dan Mozart. Hij gaf haar geen onvoldoende omdat ze haar keuze niet goed had beargumenteerd. Nee, hij gaf haar het gehate cijfer omdat Mozart cultureel was, en daarom beter! Mijn kunstgeschiedenis/tekenleraar van een paar jaar later probeerde ons in zo’n zelfde keurslijf te proppen. Kunst was kunst, en al het andere was troep, zo vond hij. De manier waarop ik schilderde, met veel kleuren en lekker eigenwijs, vond hij echt niet kunnen en daarom hebben de man en ik een jaar lang een puur psychische oorlogvoering gehouden. Maar wat hij ons leerde ging niet over modernere kunstenaars, nee alleen over de ‘culturele klassiekers’.
Ik ben dat keurslijf zat! Wat is er mis met grappig? Met vernieuwend? Dat stoffige schud ik van me af en ik sta tegenover de wereld met open armen. Kom maar op, overdonder me maar met kleur, geluid en tekst. Ik ben er klaar voor. IK ben de beschaafde cultuurbarbaar!

dinsdag 11 oktober 2011

Storm, de Kerk en de terugkeer van Jezus?


Bliksemschichten, een man met doorboorde handen en voeten en de meest down-to-earth ‘wonder-onderzoeker’ die het Vaticaan maar heeft. En dit alles in het piepkleine, nietszeggende dorpje Graiguenamanagh. “Een naam die bij bezoekers zonder kennis van het Iers tot poliepen op de tong en keel leidt.” Een geweldige setting voor een thriller over de terugkeer van de messias Jezus Christus, zo lijkt auteur Ralf Isau te hebben gedacht toen hij de thriller in 2008 schreef. De Duitse Isau was toen al bijna tien jaar één van de best verkopende schrijvers in Duitsland. In Nederland verscheen één keer eerder een boek van zijn hand, De Duisteren (2009). En nu ligt De Messias in de winkels.
Oplichterij
De Messias vertelt het verhaal van Seamus Whelan en Hester McAteer. Als op een dag in het kerkje van Graiguenamanagh een jongen met doorboorde handen en voeten en een doornenkrans op zijn hoofd voor de voeten van Whelan (een zonderlinge 103 jaar oude timmerman) en de lokale priester neervalt, lijkt het erop dat Jezus Christus is teruggekomen op aarde. Het Vaticaan is stomverbaasd dat dit in zo’n onbeduidend dorpje gebeurt en ze sturen McAteer erop af. Hester McAteer onderzoekt voor het Vaticaan de echtheid van wonderen, maar gelooft er zelf niet in. “Wat de mensen de afgelopen negentienhonderd jaar als wonderen verkocht is, kan in twee rubrieken worden ingedeeld: oplichterij die ik kan ontmaskeren, en oplichterij waar ik niet tegenop kan.” Is er echt sprake van de terugkeer van Jezus? Of is dit het beste staaltje oplichterij dat Hester in zijn hele loopbaan heeft gezien?
Zuurpruim
Je aandacht laten verslappen is er niet bij! Hoewel je vanaf pagina één met de zonderlinge Seamus wegloopt, duurt het even voor Hester ontdooit. De sceptische zuurpruim uit het Vaticaan komt in de eerste honderd pagina’s over als een vastgeroeste knorrige oude geleerde, die liever sterft dan dat hij zijn mening aanpast. Hierdoor wil je hem eigenlijk in het boek overslaan, maar dat gaat niet als je het verhaal nog wilt volgen. Maar je aandacht wordt hier snel van afgeleidt door de ingewikkelde wirwar van verhaallijnen. De rode draad is Hesters onderzoek naar Jeshua (Jezus), maar daardoorheen loopt de moeizame relatie tussen Hester en Seamus.
Isau zuigt je in het verhaal, zoals je enkels vastgezogen kunnen worden in de modder van de Ierse rivieren. Je wilt oprecht weten of Jeshua de boel bedriegt (en dus ’s werelds beste toneelspeler is) of dat hij echt de teruggekeerde Jezus Christus is. Maar je gaat eigenlijk ook heel erg met de jongen meeleven, hij wordt immers achtervolgd door gelovigen, de Kerk en ramptoeristen. Je nieuwsgierigheid wordt door het hele boek geprikkeld als de situaties zich steeds verder opstapelen. Ook Hester ontdooit langzaam voor de lezer, waardoor hij meteen een stuk interessanter wordt, Seamus wordt zelfs nog een tikje mysterieuzer en dan is er ineens die vreemde Slavische franciscaner-monnik met de baard en de lichtblauwe ogen…

Messias

Ralf Isau

Paperback

ISBN: 9789028424128

304 pagina's

zondag 2 oktober 2011

“De bad guy rol is mijn rollercoaster.”



Tygo Gernandt. Bron: Features Agentschap

Hij is bekend geworden door zijn rol als zware bajesklant, maar hier in Café Kobalt in Amsterdam zit geen slechterik. Tygo Gernandt is ontspannen en straalt. Van de gestoorde blik die hij heeft op het witte doek is geen spoor te bekennen.
Hij speelde een terrorist in de serie Offers, een psychotische Joegoslaaf met een vreemd verleden in Het Schnitzelparadijs, een zware crimineel in Van God Los en een rauwe verzetsman in de nieuwe film Süskind. Tygo Gernandt lijkt de rol van bad guy aan te trekken. Volgens hem komt dat vooral door zijn uitstralinn en de manier waarop hij kijkt. “Ik kan bijvoorbeeld heel lief lachen in een film, maar dan kijken mensen naar mijn ogen en denken ze toch ‘nee, daar zit iets achter’. Ik ben heel goed in die blik.” Hij vindt het leuk om een schurk te spelen, vertelt hij. “Ik hou van de rol van villain. Ik hou ervan dat ik het extreme mag spelen. Ik wil de rol zo neerzetten dat je van hem gaat houden, hoe slecht hij ook is.”
Lief
Volgens Gernandt is het makkelijk voor hem om de slechterik te spelen, omdat dit het tegenovergestelde is van wie hij werkelijk is. “Ik ben eigenlijk best wel lief. Als ik een psychopaat met kwade bedoelingen speel, speel ik het tegenoverstelde van wie ik echt ben. Als je echt slecht bent, dan moet je constant je eigen karakter bij het karakter dat je speelt vandaan zien te houden. Volgens mij is acteren dan veel moeilijker. Het spelen van een bandiet voelt voor mij juist aan alsof ik in een hele mooie attractie stap. Zoals een rollercoaster!” Tygo strijkt zijn haar uit zijn gezicht en grinnikt. “Nu moet ik natuurlijk wel even mijn imago redden, anders denkt iedereen dat ik heel erg lief ben. Schrijf maar op dat ik eigenlijk heel slecht ben,” zegt hij terwijl hij lacht.
Verzetsheld

Rol Piet Meerburg. Bron: Fu Works

In de oorlogsfilm Süskind, van regisseur Rudolf van den Berg, speelt hij de rol van verzetsheld Piet Meerburg. “Dat was wel lastiger om te spelen. Ik kom niet in het hele verhaal voor dus ik kon geen spanningsboog opbouwen. Ik moest gewoon bij elke take waar ik inzat op hetzelfde niveau vlammen. De ondersteuning van de regisseur daarbij was gelukkig heel goed. Wat ik tot nu toe gezien heb, zag er geweldig ui..” De rol van verzetsheld lag Gernandt ook wel. “Meerburg is een rauwdouwer, en bovendien ondermijnt hij het gezag dus is hij toch wel de crimineel. Bovendien was het geweldig om met Jeroen Spitzenberger te werken. Ik ben echt verliefd op hem in deze film, hij speelt de rol van Walter Süskind (de directeur van de Hollandse Schouwburg) zo goed!”
Volwassen
Bij het toneelstuk Spuiten en Slikken, gebaseerd op het BNN-programma, gedraagt hij zich voorbeeldig. “Ik doe geen drugs of seks voor het programma, dat heb ik vanaf het begin al gezegd. Ik heb al die troep in mijn leven al gehad, daar heb ik geen zin meer in. Maar ik ben en blijf een acteur en ik zal het publiek exact laten denken dat ik echt iets gebruikt heb. Ik speel gewoon dat ik stijf sta van de coke, zonder iets te hebben genomen. Net zoals ik doe als ik in een film speel.”
Don’ts
Gernandt kent de onderwereld goed. Zijn oudere broer was op jonge leeftijd een lichte crimineel en zijn vader heeft de porno-industrie in Nederland op de kaart gezet. “Ik was er niet echt bij, want ik was nog heel jong. Bij de feestjes van mijn vader kwamen wel vaak mensen uit de onderwereld over de vloer.”
 Zelf heeft hij ook wel ervaring met de donkere kant van de maatschappij. “Ik heb de meeste dont’s van het leven wel gehad, ja. Zo heb ik van mijn negentiende tot mijn eenentwintigste coke gebruikt, en ik blow nog wel eens. Ik ben geen drinker. Ik heb thuis wel een paar flessen wijn en champagne, maar die zijn voor als ik gasten heb.” Hij wenkt een ober en bestelt een kop verse muntthee.
Gernandt vindt het grappig als hij mensen hoort praten over zijn ‘verslavingen’, die hij allang niet meer heeft. “Het achtervolgt me wel altijd dat zoveel mensen denken dat ik alles doe. Terwijl dat helemaal niet zo is. Denk maar eens na: als ik bij Van God Los echt altijd coke zou hebben gebruikt, zou ik ruim 50 gram per dag moeten snuiven om die kop te kunnen houden. Dat kan ik gewoon spelen, zonder ook maar één gram troep op te hebben.”
Tygo Gernandt en Linda. in Café Kobalt, Amsterdam. Copyright: Melanie Caitlin
Problemen
Problemen met de politie heeft hij niet gehad. Hoewel hij wel lachend bekent ooit een auto te hebben gejat, iets in de fik te hebben gestoken en te hebben ingebroken. “Dat inbreken heb ik trouwens niet bewust gedaan hoor! Ik ging met mijn broer naar een feestje, en op het volgende moment stonden we ineens midden in een huis en kreeg ik een videorecorder in mijn handen gedrukt. Ik kon toen nog net bedenken; ‘goh, misschien is het nu slim om weg te rennen’.”
Zijn imago als bad boy beschermt hem ook, vertelt hij. “Als ik mensen niet dichtbij me wil hebben, omdat ze niet alles hoeven weten, dan gedraag ik me als één van mijn rollen. Dan ben ik stoer, en durf ik alles. Dat is mijn manier van zelfbescherming.” Op de rode loper hangt hij altijd de boef uit, die de pers uitdaagt en stunts uithaalt. “Zo zien mensen me op foto’s in tijdschriften. Daardoor denken ze dat ik echt zo ben.”
Slagersbijl
De enige verslaving die hij nu nog heeft is roken, vertelt hij terwijl hij een sigaret opsteekt. “Ik ben in het criminele circuit opgegroeid. Dat helpt me niet bij het acteren, want ik was toen nog zo jong. Zelf vind ik vooral de wereld van de maffia mooi. Daar weet je gewoon wie je vriend en wie je vijand is. Het is allemaal heel straight en duidelijk. Maar ik ben geen vechter, ik ben een prater. Als twee van die enorme gozers op me af komen in de kroeg om ruzie te trappen, herkennen ze me meestal wel. Ik doe aan thaiboksen dus ik ben wel gespierd. In zo’n kroeg is het dan altijd; ‘Aaah, Tygo man! Ja hij is cool, hij is cool.’ Ze kennen me natuurlijk van die rollen, en zijn toch altijd een beetje bang dat ik een psychopaat ben met een slagersbijl achter mijn rug. Die heb ik nu niet mee hoor!”

zondag 18 september 2011

Parijs een stapje dichterbij op opening Film by the Sea

Strakke pakken, matchende tasjes en het geflits van camera’s. De Nederlandse glamour manoeuvreert zich over de rode loper van het Vlissingse Film by the Sea. Om eenmaal binnen met open armen te worden ontvangen door de champagnetafel.
Het dertiende Internationale Film Festival Film by the Sea is net als de voorgaande edities spetterend geopend met een bijzondere première. In 2009 opende het festival met de officiële première van de Nederlandse film De Storm, met daarop volgend een groots feest voor de crew en genodigde gasten. Dit jaar is die eer gegeven aan Midnight in Paris van Woody Allen. “We groeien gewoon door, bezuinigingen of niet,” aldus Leo Hannewijk, directeur van het festival. En dat klopt, want elk jaar zijn er nieuwe onderdelen in het programma van het festival te vinden.
Parijs-gevoel
De openingsavond blijft in de ogen van de organisatie een juweeltje. Midnight in Paris, de nieuwe film van Woody Allen, draait hier zijn Nederlandse première. De spreker van dit jaar bij de opening is Philip Freriks, vooral bekend van zijn jaren als nieuwslezer bij de NOS. Freriks vertelt over het “Amerikaanse Parijs-gevoel”. In de jaren twintig (waarin Allens film zich gedeeltelijk afspeelt) was Parijs  “the colourblind city”, waar het niet uitmaakte wat je huidskleur was en waar iedereen vrij was om te doen en laten wat hij wilde. Veel Amerikaanse kunstenaars verhuisden daarom naar de Franse hoofdstad. “In de jaren twintig woonden er tienduizenden Amerikanen in Parijs. In die tijd was er de drooglegging in Amerika, ik weet niet of het één iets met het ander te maken heeft, but who knows, right?” De zaal grinnikt om Freriks nonchalante opmerking.
Als Freriks klaar is begint de film. Het publiek geniet en raakt betoverd door de schoonheid van Parijsen haar geschiedenis. “Wie stapt er morgen met me mee in het vliegtuig naar Parijs?!” Uitvoerend producent Mardou Jacobs, bekend van onder andere Ik ook van jou (2001), Cool (2004) en Tirza (2010), heft haar glas op naar haar collega’s als ze de bioscoopzaal verlaten.
Decor
Jacobs’ wens lijkt echter iets eerder in vervulling dan ze waarschijnlijk had verwacht. De ontvangsthal waar zonet nog de champagnetafel stond is veranderd in Parijs. Decors zijn tevoorschijn gehaald, een karikaturist zit met zijn gerei te wachten op klanten en straatlantaarns verlichten de zaal. Gasten zoenen elkaar ‘op z’n Frans’ op de wangen en heffen de glazen wijn. Erik de Bruyn, regisseur van de nieuwe komedie De President, laat zich de wijn goed smaken. “Midnight in Paris is de zoetste film van Allen tot nu toe. Maar je geniet er toch van!”
De zeestad Vlissingen en de modestad Parijs mogen dan weinig met elkaar gemeen hebben, hun bewoners hebben dat des te meer. Elkaars kleding wordt bewonderd, wijn vloeit en zelfs fijnproevers kunnen zich op dit moment net zo thuis voelen in Vlissingen als in ‘Paris’. Franse kaasjes, worstjes en patés worden rondgedragen en de jongens die de oesterbar runnen kunnen het tempo bijna niet bijhouden, zo snel worden de delicate zeevruchten verorberd. Bij de oesterbar staat Sylvia Hoeks ( De Storm, Tirza, De Bende van Oss)) die geniet van de zilte smaak van de schaaldieren. En Paul Verhoeven begroet kort collega’s voor hij naar de hapjes toeloopt.

Het enthousiasme over de film en de gezelligheid door de drank vieren hoogtij.Maar aan alles komt helaas een eind. Terwijl de goody-bags, waar ook een klein flesje whiskey  inzit – “Als slaapmutsje,” grapt het meisje van de garderobe –, aan de vertrekkende gasten worden overhandigd kijkt directeur Hannewijk glunderend om zich heen. Commissaris van de Koningin van Zeeland, Karla Peijs, sprak tijdens haar speech de juiste woorden over het festival; “Film by the Sea is één en al glitter en glamour, zien en gezien worden, sterren spotten. Maar de Vlissingers zijn er gek op!”

vrijdag 16 september 2011

Een autobiografisch plaatjesboek over een speeltuin

‘A book for children who like to dream big’. Een plaatjesboek voor ieder kind dat het speelgoed is ontgroeid, en dat de stap naar het nieuwe speelgoed heeft durven nemen; de stap naar internet. Nalden (Ronald Hans) is zo’n kind, zijn website (www.nalden.net) is zijn eigen speeltuin.

600.000 bezoekers per maand, bedrijven die smachten naar zijn aandacht en zeer succesvolle blogs. Naast een grandioze internetcarrière en presentaties over de hele wereld, heeft Nalden inmiddels ook een boek uitgegeven; From blogger to brand, NALDEN.
Foto’s
Zijn website is net een speeltuin, met alles wat Nalden persoonlijk interesseert en niks anders. Maar ondertussen net zo druk, chaotisch maar tegelijkertijd verbazingwekkend interessant en verleidelijk als een echte speeltuin. Zijn boek is het extraatje bij de blog, en bestaat uit honderd foto’s die Nalden sinds 2007 met zijn iPhone heeft gemaakt. De foto’s zijn voorzien van kleine blogtekstjes, die uitleg geven. Hiermee heeft Nalden een autobiografisch plaatjesboek gecreëerd. Ineens kunnen mensen zich identificeren met het ‘internetsucces’, dat ook gewoon dagen werkt, avonden met vrienden gaat stappen, en doodnormale dingen op straat grappig vindt.
Het boek is door Nalden, samen met designmaatschappij Dog and Pony ontworpen. Het uiterlijk doet denken aan een iPhone, wat een leuke en grappige toevoeging is aan het boek. Lebowski Publishers hielp Nalden dit nieuwste van zijn succes de wereld in te krijgen.
Tips
Nalden stelt een vraag in zijn boek; ‘Wat would you attempt to do if you knew you could not fail?’ Zelf zou hij blijven doen wat hij nu doet, zo beantwoordde hij zijn eigen vraag in het Parool op 27 augustus. Op die manier wordt het boekje, dat eigenlijk uit honderd normale foto’s bestaat, ineens een dieper stukje werk. Want hij geeft ook tips, tips die handig kunnen zijn als je probeert je droom te bereiken.
Autobiografie
Helaas, zelfs ondanks de tips blijft het boek een verzameling van honderd snapshots. Soms zijn het opvallende foto’s, soms hele grappige, maar soms ook foto’s van zo’n slechte kwaliteit dat je ze over wilt slaan. From Blogger to Brand is misschien een potentiële nieuwe vorm van een autobiografie, met een interessante vormgeving maar het is vooral interessant voor mensen met belangstelling in Naldens blog. Nalden vertelt er met een grote glimlach over in interviews, en staat ook vaak lachend op de foto. Het is zijn tactiek want, zoals hij zelf zegt, ‘Smiling is te key to success’

From Blogger to Brand; Nalden

Lebowski Achievers & Nalden

Paperback

ISBN: 9789048808663

220 pagina's